Voortgezet onderwijs niveaus

Niveaus in het VO

Img

De niveaus binnen het voortgezet onderwijs zijn tegenwoordig heel anders dan vroeger het geval was. Het is daarom voor ouders belangrijk te weten welke niveaus er tegenwoordig zijn om bijvoorbeeld een goede keuze te kunnen maken voor een vervolgopleiding. Op deze pagina vind je alle informatie over middelbare schoolniveaus die je nodig hebt. Per onderwijsniveau wordt uitgelegd waar de focus op ligt en voor welke vervolgopleiding leerlingen worden klaargestoomd.

Het praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs is voor leerlingen die zich in theoretische elementen niet thuis voelen. In het praktijkonderwijs ligt de nadruk, zoals de naam al zegt, op de praktijk. Leerlingen gaan dus vooral aan de slag in de praktijk of op een manier die vergelijkbaar is met de praktijk. Leerlingen op het praktijkonderwijs werken veel met de handen in vergelijking met bijvoorbeeld de theoretische leerweg. Het praktijkonderwijs is daarom vooral geschikt voor jongeren die beter leren door te doen en voor jongeren die om wat voor reden dan ook niet kunnen meekomen met de theorie en/of lesstof.

Van de jongeren die naar het praktijkonderwijs gaat, stroomt vervolgens ongeveer de helft door naar een opleiding aan het mbo. De andere helft gaat na afronding van het praktijkonderwijs direct aan het werk. Een opleiding aan het praktijkonderwijs duurt vaak ook iets langer, namelijk 5 jaar. In principe gaat dit door tot het achttiende levensjaar, maar deze periode kan eventueel ook verlengd worden.

Het vmbo

Vmbo staat voor Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs. Met een opleiding op mbo-niveau wordt je dus voorbereid op een vervolgopleiding aan een mbo-instelling. Het vmbo bestaat uit 4 richtingen of leerwegen. Elke leerweg bereid leerlingen op een andere manier voor op het mbo. Het verschil zit hem vooral in de verdeling tussen Algemeen Vormend Onderwijs (AVO) dat vooral theoretisch is en beroepsgerichte vakken (praktijk) waarbij vooral de focus ligt op het daadwerkelijk doen. Hieronder de uitleg over de vier verschillende leerwegen binnen het vmbo.

Vmbo-b (basis)
Vmbo-b ofwel vmbo-basis, is een leerweg binnen het vmbo waar ongeveer de helft van de tijd wordt besteed aan AVO-vakken ter bevordering van de algemene ontwikkeling en de andere helft van de tijd opgaat aan daadwerkelijk doen in praktijklessen. Vmbo-basis is een mix tussen

Vmbo-k (kaderberoepsgerichte leerweg)
Ook op het niveau vmbo-kader krijgen leerlingen ongeveer de helft van de tijd AVO-vakken en ongeveer de helft van de tijd praktijkgerichte vakken. Het verschil met vmbo-b is dat de AVO-vakken bij het niveau vmbo-k iets moeilijker zijn.

Vmbo-t (theoretische leerweg)
De theoretische afdeling van het vmbo, vmbo-theoretisch, richt zich, zoals de naam al zegt, vooral op theorie. Dit houdt in dat leerlingen op dit niveau alleen AVO-vakken volgen. Deze vorm is vergelijkbaar met die van de havo. Leerlingen die het vmbo-t niveau afronden kunnen direct naar het hoogste niveau op het mbo of kunnen doorgaan en doorstromen naar het hbo.

Vmbo-g (gemengde leerweg)
De gemengde vmbo-g leerweg bestaat uit een mix van praktijkgericht en theoretisch onderwijs. Dit niveau richt zich vooral op theoretisch onderwijs, net als vmbo-t. Het verschil is dat er op dit niveau de ruimte is voor een praktijkvak. Ook na afronden van het vmbo-g niveau kunnen leerlingen direct naar het hoogste niveau op het mbo, of kunnen zij nog een jaartje doorgaan en vervolgens doorstromen naar het hbo.

Havo en vwo

Op de havo worden leerlingen voorbereid op een vervolgopleiding aan een hbo. De havo duurt over het algemeen 5 jaar. Een jaar langer dan het vmbo en een jaar korter dan het vwo. Op de havo worden leerlingen op basis van theoretische lessen klaargestoomd voor de vervolgopleiding. Er zijn hier dus geen (verplichte) praktijkgerichte vakken meer beschikbaar. De nadruk van de verplichte vakken op de havo, ligt vooral op literatuur. Daarnaast moeten leerlingen op de havo een profiel kiezen. Op basis daarvan krijgen zij enkele extra vakken. Exacte vakken vallen op de havo (jammer genoeg) vooral onder de keuzeprofielen en niet onder de verplichte vakken. Op het vwo is het niet anders.

Leerlingen die de havo positief afronden, kunnen direct naar een hbo, of kunnen na een extra jaar doorstromen naar het vwo.

Het vwo
Op het vwo worden leerlingen klaargestoomd voor een vervolgopleiding aan een universiteit. Vwo staat voor Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Toch ligt ook hier de nadruk vooral op literatuur in plaats van (exacte) wetenschap. Voor exacte vakken moet op het vwo gekozen worden in de vorm van een profiel. Het vwo duurt zes jaar, een jaar langer dan de havo dus. Leerlingen die het examen vwo goed afronden, mogen daarna direct beginnen op de universiteit.

Het gymnasium is hetzelfde als het vwo, maar nu met bi linguaal onderwijs. Je kunt op die manier bijvoorbeeld een les filosofie krijgen in het Engels. Daarnaast volg je extra klassieke talen op het gymnasium, namelijk Latijn en Grieks.

Veelgestelde vragen (2)

Antwoord op de meest gestelde vragen over de verschillende niveaus binnen het voortgezet onderwijs.

Wat zijn de verschillende niveaus in het voortgezet onderwijs?
De verschillende niveaus binnen het VO zijn:

Vmbo (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs): Dit is opgesplitst in vier verschillende leerwegen, variërend van praktijkgericht tot theoretisch.

Havo (Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs): Dit niveau is meer gericht op theoretisch onderwijs en bereidt leerlingen voor op het hoger onderwijs.

Vwo (Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs): VWO is het hoogste niveau in het voortgezet onderwijs en biedt leerlingen een breed theoretisch curriculum, inclusief atheneum en gymnasium.
Wat is het verschil tussen vmbo, havo en vwo?
Vmbo (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs) is zowel theorie- als praktijkgericht en bereidt voor op beroepsniveau of vervolgopleiding.

Havo (Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs) is meer theoretisch en leidt naar het hbo.

Vwo (Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs) is het meest academisch en bereidt voor op de universiteit. De keuze hangt af van de capaciteiten en doelen van de leerling.